4. Zij misten echter de moed dit te doen. ‘Twee koningen konden het niet opnemen tegen deze man! Hoe zouden wij het dan kunnen?’ zeiden zij.
5. Daarom stuurden het hoofd van de hofhouding, de hoogste stadsbestuurder, het stadsbestuur en de opvoeders van Achabs zonen hem de volgende boodschap: ‘Jehu, wij zijn uw dienaren en zullen alles doen wat u zegt. Wij hebben besloten niemand tot koning te kiezen. Doe wat u het beste lijkt.’
6. Jehu reageerde daarop met de mededeling: ‘Als u aan mijn kant staat en mij wilt gehoorzamen, breng dan morgen om deze tijd de hoofden van de zonen van uw meester bij mij in Jizreël.’ De zeventig zonen van koning Achab woonden bij de voornaamste inwoners van de stad, door wie zij vanaf hun vroegste jeugd waren opgevoed.
7. Toen deze mededeling van Jehu Samaria bereikte, werden alle zeventig zonen vermoord. Hun hoofden werden in manden gelegd en bij Jehu in Jizreël afgeleverd.
8. Toen een boodschapper aan Jehu meldde dat de hoofden van de zonen van de koning waren aangekomen, beval hij dat ze in twee hopen bij de stadspoort moesten worden neergelegd en daar tot de volgende morgen moesten blijven liggen.
20-21. Hij stuurde boodschappers door heel Israël om de vereerders van Baäl bijeen te roepen voor de feestelijke bijeenkomst. Allen kwamen en de tempel van Baäl was overvol.
22. Hij gaf het hoofd van de kleedkamer opdracht dat iedere vereerder van Baäl een speciale mantel moest dragen.
23. Jehu en Jonadab, de zoon van Rechab, gingen de tempel in en zeiden tegen de aanwezigen: ‘Zorg ervoor dat hier alleen vereerders van Baäl zijn, laat niemand binnen die de Here aanbidt.’
24. De priesters van Baäl begonnen geschenken en brandoffers te offeren en intussen omsingelde Jehu het gebouw met tachtig van zijn mannen en droeg hun op: ‘Als iemand ontsnapt, betalen jullie daarvoor met jullie eigen leven.’
25. Zodra de priester klaar was met het brengen van zijn brandoffer, ging Jehu naar buiten en beval zijn officieren en manschappen: ‘Ga naar binnen en dood iedereen! Laat er niet één ontsnappen!’ Zo slachtten zij iedereen in de tempel af en sleepten de lijken naar buiten. Daarna gingen de mannen het heiligdom in de tempel binnen,