4. maar de volgende morgen was Dagon opnieuw met zijn gezicht naar beneden voor de ark van de Here gevallen. Deze keer waren zijn handen en het hoofd afgebroken en lagen op de drempel van de deur. Alleen de romp was onbeschadigd.
5. Daarom zetten de priesters en aanbidders van Dagon nooit hun voet op de drempel van de tempel van Dagon in Asdod.
6. De Here strafte de inwoners van Asdod en het omringende gebied door hen te teisteren met gezwellen.
7. Toen de mensen zich realiseerden wat er gebeurde, begonnen zij te roepen: ‘Wij kunnen de ark van de God van Israël niet langer hier houden. Wij zullen eraan ten onder gaan, samen met onze god Dagon.’
8. De koningen van de grote Filistijnse steden overlegden wat zij het beste met de ark konden doen. Zij besloten hem naar Gath te brengen.
9. Maar toen de ark in Gath was aangekomen, trof de Here de inwoners, jong en oud, met dezelfde plaag en er brak een enorme paniek uit.