3. Ondertussen was Samuël overleden en heel Israël rouwde. Hij was begraven in zijn woonplaats Rama. Koning Saul had alle waarzeggers en tovenaars uit het land Israël verbannen.
4. De Filistijnen sloegen hun kamp op bij Sunem, terwijl Saul en zijn leger bij Gilboa lagen.
9. ‘Wilt u mij in de val lokken en ter dood laten brengen?’ wilde de vrouw weten. ‘U weet toch dat Saul alle waarzeggers en geestenbezweerders heeft verdreven?’
10. Maar Saul zwoer bij de Here dat hij haar niet zou verraden.
11. Ten slotte zei de vrouw: ‘Nu, wie wilt u dat ik voor u oproep?’ ‘Breng mij in contact met Samuël,’ antwoordde Saul.