7. ‘Luister, mannen van Benjamin,’ riep Saul toen hij het nieuws had gehoord. ‘Heeft ook David u akkers, wijngaarden en hoge rangen in zijn leger aangeboden?
8. Daarom snap ik niet dat u tegen mij bent. Want niet een van u heeft mij ooit verteld dat mijn eigen zoon een verbond met David heeft gesloten. U voelt zelfs niet met mij mee. Denk u eens in! Mijn eigen zoon moedigt David aan hier te komen en een greep naar de macht te doen!’
13. ‘Waarom hebben u en David tegen mij samengezworen?’ wilde Saul weten. ‘Waarom hebt u hem voedsel en een zwaard gegeven en voor hem met God gepraat? Waarom hebt u hem aangemoedigd tegen mij in opstand te komen en mij hier aan te vallen?’
14. ‘Maar koning,’ wierp Achimélech tegen, ‘er is toch zeker niemand onder al uw dienaren die zo trouw is als David? Hij is uw schoonzoon en het hoofd van uw lijfwacht! Wie mag zo vertrouwelijk met u omgaan en geniet zoveel aanzien aan uw hof?
15. Dit was toch zeker niet de eerste keer dat ik God voor hem om raad heb gevraagd? Het is niet eerlijk als u mij en mijn familie hiervan beschuldigt, want ik heb nooit iets geweten van enige samenzwering tegen u.’
16. ‘U zult sterven, Achimélech, samen met uw hele familie,’ schreeuwde de koning.