19. Saul liet ook Nob verwoesten, de stad van de priesters en doodde hun gezinnen: mannen, vrouwen, kinderen en baby's en ook alle ossen, ezels en schapen.
20. Alleen Abjathar, een van de zonen van Achimélech, wist te ontkomen en vluchtte naar David.
21. Toen hij hem vertelde wat Saul had gedaan,
22. riep David uit: ‘Ik had het kunnen weten! Toen ik Doëg daar zag, wist ik dat hij het Saul zou vertellen. Het is mijn schuld dat uw hele familie is uitgemoord.
23. Blijf hier bij mij, ik zal u met mijn eigen leven beschermen. Bij mij bent u veilig.’