1 Samuël 17:2-8 Het Boek (HTB)

2. Daarop mobiliseerde Saul zijn leger bij het Terebintendal.

3. Het dal lag tussen beide kampen in, zodat de Filistijnen en de Israëlieten elkaar konden zien.

4. Op een dag kwam Goliath, een kampvechter uit Gath, uit het Filistijnse kamp gelopen tot hij binnen gehoorsafstand van de Israëlitische troepen was. Hij was een reusachtige man met een lengte van bijna drie meter!

5. Hij droeg een koperen helm, een koperen borstpantser van vijfenvijftig kilo en

6. koperen beenkappen. Ook had hij een koperen speer van enige centimeters dik bij zich.

7. De speerpunt was van ijzer en woog meer dan zes kilo. Voor hem uit liep zijn wapenknecht met een reusachtig schild.

8. Hij bleef staan en schreeuwde naar de Israëlieten: ‘Zouden jullie wel optrekken en vechten? Ik vertegenwoordig de Filistijnen, kiezen jullie uit de mannen van Saul ook een vertegenwoordiger, dan zullen wij dit in een man-tegen-man gevecht uitvechten!

26-27. David wendde zich tot enkele anderen die in de buurt stonden om te horen of dit werkelijk waar was. ‘Wat krijgt de man die deze Filistijn doodt en een eind maakt aan zijn beledigingen aan het adres van Israël?’ vroeg hij hun. ‘Wie is die heidense Filistijn trouwens dat hij de legers van de levende God uitdaagt?’ En ook hier kreeg hij hetzelfde antwoord.

41-42. Goliath kwam ook naar voren, luid commentaar gevend op dat jonge ventje met zijn rossige haar.

48-49. Terwijl Goliath dichterbij kwam, rende David hem tegemoet. Al lopend pakte hij een kiezelsteen uit zijn herderstas en deed die in zijn slinger. Hij slingerde de kiezel weg en raakte de Filistijn op het voorhoofd. De steen drong de schedel binnen en de man viel met zijn gezicht op de grond.

50-51. Zo versloeg David de Filistijnse reus met een slinger en een kiezelsteen. Omdat hij geen zwaard had, rende hij naar Goliath, doodde hem met zijn eigen zwaard en hakte zijn hoofd af. Toen de Filistijnen zagen dat hun beste kampvechter dood was, draaiden zij zich om en sloegen op de vlucht.

1 Samuël 17