42. ‘Werp nu het lot tussen mij en Jonathan,’ zei Saul. Jonathan werd aangewezen als de schuldige.
43. ‘Vertel mij wat je hebt gedaan,’ verlangde Saul van Jonathan. ‘Ik heb met de punt van mijn stok wat van de honing geproefd,’ bekende Jonathan. ‘Ik ben bereid te sterven.’
44. ‘Ja, Jonathan,’ zei Saul, ‘jij moet sterven. Moge God mij doden als ik je hiervoor niet zou laten sterven.’
45. Maar daarmee waren de troepen het niet eens: ‘Zou Jonathan, die vandaag Israël heeft gered, moeten sterven? Daar komt niets van in! Wij zweren bij het leven van God dat geen haar van zijn hoofd zal worden gekrenkt, want God heeft hem vandaag gebruikt om een machtig wonder te doen.’ Zo redden zij Jonathan van de dood.