1-2. De zonen van Benjamin, te beginnen met de oudste, waren Bela, Asbel, Ahrah, Noha en Rafa.
11. Zijn vrouw Husim had Abitub en Elpaäl ter wereld gebracht.
12. De zonen van Elpaäl waren Eber, Misam en Semed. Deze laatste bouwde de steden Ono en Lod en de omringende dorpen.
13. Zijn andere zonen waren Beria en Sema, beiden hoofden van families die in Ajalon woonden, zij verjaagden daar de inwoners van Gath.
14. Tot Elpaäls zonen behoorden ook Ahjo, Sasak en Jeremoth.
15-16. De zonen van Beria waren Zebadja, Arad, Eder, Michaël, Jispa en Joha.
17-18. Verder behoorden tot de zonen van Elpaäl Zebadja, Mesullam, Hizki, Eber, Jismerai, Jizlia en Jobab.
19-21. De zonen van Simi waren Jakim, Zichri, Zabdi, Eljoënai, Zillethai, Eliël, Adaja, Beraja en Simrath.
22-25. De zonen van Sasak waren Jispan, Eber, Eliël, Abdon, Zichri, Hanan, Hananja, Elam, Anthothia, Jifdeja en Pnuël.
26-27. De zonen van Jeroham waren Samserai, Seharja, Athalja, Jaäresja, Elia en Zichri.
28. Dit waren de hoofden van de families die in Jeruzalem woonden.