1 Kronieken 4:2-15 Het Boek (HTB)

2. Sobals zoon Reaja was de vader van Jahath, die Ahumai en Lahad als zonen had. Deze stonden bekend als de Zorathieten.

5. Ashur, de vader van Tekoa, had twee vrouwen: Hela en Naära.

6. Naära bracht Ahuzzam, Chefer, Temeni en Ahastari ter wereld.

7. Hela kreeg Zereth, Jezohar en Ethnan.

8. Koz was de vader van Anub en Hazobeba en tevens de voorvader van de familie die werd genoemd naar Aharhel, de zoon van Harum.

9. Jabez genoot het meeste aanzien van zijn broers. Zijn moeder noemde hem Jabez omdat de bevalling zo moeilijk verliep.

10. Hij was degene die de God van Israël vroeg: ‘Och, zegent U mij alstublieft! Help mij met wat ik doe, opdat mijn bezittingen worden uitgebreid. Bewaar mij voor het kwaad en alle onheil.’ En God voldeed aan dat verzoek.

13. De zonen van Kenaz waren Othniël en Seraja. Othniëls zonen waren Hathath en Meonothai.

14. Meonothai was de vader van Ofra. Seraja was de vader van Joab, de voorvader van de bewoners van het Handwerkersdal, dat zijn naam ontleende aan de vele handwerkslieden die daar woonden.

15. De zonen van Kaleb, de zoon van Jefunne, waren Iru, Ela en Naäm. Tot de zonen van Ela behoorde Kenaz.

1 Kronieken 4