2-3. De commandant van de eerste afdeling was Jasobam, de zoon van Zabdiël en nakomeling van Peres. Hij stond aan het hoofd van vierentwintigduizend man en zijn onderdeel kwam in de eerste maand van het jaar op voor actieve dienst.
4. De commandant van de tweede afdeling was Dodai, een nakomeling van Ahoch. In de tweede maand van het jaar kwamen zijn vierentwintigduizend mannen op voor actieve dienst. Mikloth was zijn ondercommandant.
7. De commandant van het vierde regiment was Asaël, de broer van Joab. Zijn zoon Zebadja nam later het commando van hem over. Hij en zijn vierentwintigduizend mannen deden actieve dienst in de vierde maand van het jaar.
8. De commandant van het vijfde regiment was Samhuth uit Jizrah. Zijn vierentwintigduizend manschappen waren in de vijfde maand in actieve dienst.
9. Ira, de zoon van Ikkes uit Tekoa, was commandant van het zesde regiment. De zesde maand van het jaar kwamen hij en zijn mannen in actieve dienst.
23. Toen David zijn volkstelling hield, rekende hij de mannen van twintig jaar en jonger niet mee, want de Here had beloofd dat zijn volk zo talrijk zou worden als de sterren aan de hemel.