1 Kronieken 23:6-25 Het Boek (HTB)

6. Daarna verdeelde David hen in drie grote groepen, die werden gevormd naar families van de zonen van Levi: de Gersom-familie, de Kehat-familie en de Merari-familie.

7. De groepen van de Gersom-familie werden genoemd naar diens zonen Ladan en Simi.

12. De Kehat-familie was onderverdeeld in vier groepen, genoemd naar zijn zonen Amram, Jishar, Hebron en Uzziël.

13. Amram was de vader van Aäron en Mozes. Aäron en zijn zonen kregen de heilige taak toebedeeld voor altijd de offers van het volk aan de Here te offeren, de Here onafgebroken te dienen en altijd in zijn naam de zegen uit te spreken.

16. Gersoms zonen stonden onder leiding van Sebuël

17. en Eliëzers enige zoon Rehabja leidde zijn eigen familie, want hij had veel kinderen.

18. De zonen van Jishar stonden onder leiding van Selomit.

19. De zonen van Hebron werden door Jeria geleid. Onder hem stonden Amarja, Jahaziël en Jekameam.

20. De zonen van Uzziël stonden onder leiding van Micha, met als tweede man Jissia.

21. De zonen van Merari waren Machli en Musi. De zonen van Machli waren Eleazar en Kis.

22. Eleazar stierf zonder zonen te hebben gekregen en zijn dochters trouwden met hun neven, de zonen van Kis.

23. Musi's zonen waren Machli, Eder en Jeremoth.

24. Bij de volkstelling werden alle mannen van de stam van Levi van twintig jaar en ouder gerangschikt onder de namen van deze families en gezinnen. Zij waren allemaal voorbestemd om dienst te doen bij de tempel.

25. Want David zei: ‘De Oppermachtige Here van Israël heeft ons vrede gegeven en zal voor altijd in Jeruzalem blijven wonen.

1 Kronieken 23