1 Korinthiërs 1:4-19 Het Boek (HTB)

4. Ik dank God telkens weer voor u omdat Hij u door Jezus Christus zijn genade heeft gegeven.

5. Door uw verbondenheid met Christus heeft Hij uw leven in alle opzichten verrijkt, bij alles wat u zegt en met uw volledige begrip van de waarheid.

6. Want wat wij u over Christus hebben verteld, is ook in uw leven bevestigd,

7. zozeer dat het u aan geen enkele gave ontbreekt. Daarbij kijkt u ook met spanning uit naar de terugkomst van de Here Jezus Christus.

8. Hij zal u tot het einde toe staande houden, zodat er op zijn grote dag niets op u zal zijn aan te merken.

9. God is trouw. Hij heeft u geroepen om samen een te zijn met zijn Zoon, onze Here Jezus Christus.

10. Maar, broeders en zusters, in de naam van de Here Jezus Christus smeek ik u eensgezind te zijn. Maak het met elkaar in orde, zodat u weer een van hart en ziel bent.

11. Ik heb namelijk van de huisgenoten van Chloë gehoord dat u het niet met elkaar kunt vinden.

12. De een zegt: ‘Ik hoor bij Paulus.’ De ander: ‘Ik bij Apollos.’ Weer een ander: ‘Maar ik bij Petrus.’ Sommigen zeggen zelfs: ‘Wij zijn de echte volgelingen van Jezus Christus!’

13. Is Christus dan in stukken verdeeld? Ben ík soms voor u aan het kruis gestorven of bent u in mijn naam gedoopt?

14. Ik ben dankbaar dat ik niemand van u gedoopt heb, behalve Crispus en Gajus.

15. Nu kan dus niemand zeggen dat hij in mijn naam gedoopt is en bij mij hoort.

16. O ja, ik heb ook nog het gezin van Stefanas gedoopt. Maar ik kan me niet herinneren verder nog iemand gedoopt te hebben.

17. Christus heeft mij niet de opdracht gegeven om te dopen, maar om het goede nieuws te vertellen en dat zonder hoogdravende woorden, omdat ik daarmee zou afdoen van Christus' dood aan het kruis.

18. Het bericht dat Christus voor ons aan het kruis gestorven is, klinkt de mensen die verloren gaan als onzin in de oren. Maar voor ons die gered worden, is het de kracht van God.

19. Want er staat in de Boeken: ‘Ik zal de wijsheid van de wijze mensen en het inzicht van de verstandigen vernietigen.’

1 Korinthiërs 1