13. De mensen die van mijn volk zijn overgebleven, zullen niet meer oneerlijk zijn, niet meer liegen, niet meer bedriegen. Ze zullen rustig kunnen wonen, zonder dat iemand hun nog kwaad doet.
14. Zing blij, Jeruzalem! Juich, Israël, wees vrolijk en blij!
15. De Heer zal je niet langer straffen. Hij heeft je vijanden vernietigd. De Koning van Israël woont Zelf bij je. Er zal je geen kwaad meer overkomen.
16. In die tijd zal tegen Jeruzalem worden gezegd: 'Wees niet bang, Jeruzalem, wees niet langer bang.