7. Er zat een loden deksel op de emmer. Het deksel werd opgetild en ik zag dat er een vrouw in de emmer zat.
8. De engel zei: "Die vrouw stelt de slechtheid van het land voor." De engel duwde de vrouw in de emmer terug en deed het loden deksel weer dicht.
9. Toen zag ik twee vrouwen komen aanvliegen met ruisende vleugels. Want ze hadden vleugels die leken op die van een ooievaar. Ze tilden samen de emmer op en vlogen ermee weg.
10. Ik vroeg aan de engel: "Waar brengen ze die emmer heen?"
11. Hij antwoordde: "Naar Sinear. Daar bouwen ze een verblijfplaats voor de vrouw. Als die klaar is, zetten ze haar daar neer."