1. De engel die steeds met mij sprak, kwam opnieuw bij me. Hij maakte me wakker, zoals je iemand die slaapt, wakker maakt.
2. Hij vroeg mij: "Wat zie je?" Ik antwoordde: "Ik zie een kandelaar, helemaal van goud. Bovenop [ de voet van ] de kandelaar is een kruikje met olie. De kandelaar heeft zeven olie-lampen, en zeven buizen die naar de zeven lampen gaan.
3. Naast [ de kandelaar en ] het kruikje staan twee grote olijfbomen, één links en één rechts."
4. En ik vroeg aan de engel die met mij sprak: "Heer, wat betekent dit?"
5. De engel antwoordde: "Weet je dat niet?" Ik zei: "Nee, heer."