21. Toen zeiden Zeba en Zalmuna: "Dood ons dan zelf! Want dat laat een man als jij toch niet aan een ander over!" Daarom doodde Gideon zelf Zeba en Zalmuna. De gouden maantjes die hun kamelen om hun nek droegen, nam hij mee als buit.
22. Toen zeiden de mannen van Israël tegen Gideon: "We willen graag dat jij onze koning wordt, en na jou je zoon en je kleinzoon. Want jij hebt ons van de Midianieten bevrijd."
23. Maar Gideon antwoordde: "Ik word jullie koning niet en mijn zoon ook niet. De Heer is jullie Koning.
24. Maar ik wil jullie iets vragen: geef mij allemaal een oorring uit de buit." (Want omdat de Midianieten Ismaëlieten waren, droegen ze gouden oorringen.)
25. Ze zeiden: "Die geven we je met plezier." Ze spreidden een mantel op de grond uit en gooiden daar allemaal een gouden oorring op uit hun buit.