Psalmen 89:39-48 BasisBijbel (BB)

39. Toch bent U boos gewordenop de man die U tot koning heeft gezalfd.Toch heeft U hem verlaten.

40. U heeft uw verbond met hem verbroken,U heeft zijn kroon tegen de grond gegooid.

41. U heeft de stadsmuren afgebroken,de burchten tot een puinhoop gemaakt.

42. Iedereen die langskwam heeft hem beroofd.De buurvolken lachen hem uit.

43. U heeft zijn vijanden machtig gemaakt.Ze zijn blij dat ze sterker zijn dan hij.

44. U heeft hem niet geholpen in de strijd.Daardoor kon hij niet overwinnen.

45. Zijn macht en zijn rijkdom heeft U van hem afgenomen.U heeft een einde gemaakt aan zijn heerschappij.

46. U heeft zijn leven verkort.U heeft ervoor gezorgd dat hij voor schut kwam te staan.

47. Hoelang zal dit nog duren, Heer?Zult U mij voor altijd verlaten?Hoelang zult U nog boos op mij blijven?

48. Denk er alstublieft aan hoe kort een mens maar leeft.Als U zo boos op iemand blijft, heeft hij voor niets geleefd!

Psalmen 89