4. Als ik zie hoe mooi de sterrenhemel is,als ik kijk hoe prachtig U de maan en de sterren heeft gemaakt,
5. [ dan vraag ik mij af: ] "Hoe kan hetdat U aan de mens denkt?Hoe kan het dat U Zich met hem bezighoudt?"
6. U heeft hem een iets lagere plaats gegeven dan de engelen.[ Maar ] U heeft hem [ ook ] grote eer en macht gegeven.
7. Hij mag van U heersen over alles wat U heeft gemaakt.U laat hem over alles heersen: