17. Hij gooit met grote hagelstenen.Wie kan overleven in de kou die Hij stuurt?
18. Hij geeft een bevel – sneeuw en ijs smelten weer.Hij zegt dat de wind moet waaien – de regen stroomt neer.
19. Hij heeft aan Israël verteld hoe Hij wil dat ze leven.Hij heeft hun zijn wetten en leefregels gegeven.