1. Ook keek ik naar alle ellende onder de zon. Ik zag de tranen van de mensen die onderdrukt worden. En ze hadden niemand die hen troostte. En de mensen die hen onderdrukten, hadden de macht. Maar zij hadden óók niemand die hen troostte.
2. Daarom vond ik dat de mensen die al gestorven zijn, er beter aan toe zijn dan de mensen die nog leven.
3. En ik vond dat de mensen die nog niet geboren zijn, er nóg beter aan toe zijn. Want zij weten helemaal niets van alle slechte dingen die er onder de zon gebeuren.