6. Dwaze mensen kregen belangrijke plaatsen in de regering. Maar de wijze mensen kregen onbelangrijke baantjes.
7. Ik zag slaven op paarden zitten. Maar koningen moesten te voet gaan als slaven.
8. Iemand die een valkuil graaft [ voor iemand anders ], zal er zelf in vallen.En iemand die een muur doorbreekt, zal door een slang gebeten worden.
9. Iemand die stenen draagt, kan gewond raken.Als je hout hakt, loop je gevaar.
10. Als je bijl bot is geworden, moet je hem slijpen.Doe je dat niet, dan moet je steeds meer kracht gebruiken.Als je iets goed wil doen, kun je het beste met wijsheid te werk gaan.