20. Hij heeft mij het bevel gegeven om te zegenen.Hij heeft hen gezegend. Daar kan ik niets aan veranderen.
21. God ziet geen kwaad bij het volk Israël.Hij vergeeft hun wat ze verkeerd doen.Hun Heer God is met hen. Ze jubelen over hun Koning.
22. God heeft hen uit Egypte bevrijd.Hij verdedigt hen [ als een buffel ] met sterke horens.