25. Daarmee moet de priester voor het hele volk van Israël aan Mij om vergeving vragen, en Ik zal het hun vergeven. Want ze hadden het niet expres gedaan, en ze hebben Mij op mijn altaar een vergevings-offer gegeven voor de dingen die ze per ongeluk verkeerd gedaan hadden.
26. Het hele volk Israël zal vergeving krijgen. Ook de vreemdelingen die bij jullie wonen. Want het was per ongeluk gebeurd.
27. Als één mens per ongeluk iets verkeerds gedaan heeft, moet hij een vrouwtjes-geit van één jaar als vergevings-offer offeren.
28. Daarmee moet de priester aan Mij om vergeving vragen voor de persoon die per ongeluk iets verkeerds gedaan had. En hij zal vergeving krijgen.
29. Voor iedereen is er maar één wet. Die geldt voor iedereen die als Israëliet geboren is, en voor iedereen die als vreemdeling bij jullie woont. Dit is de wet voor iemand die per ongeluk iets verkeerds doet.