33. Maar toen ze ervan aten en het vlees nog tussen hun tanden hadden, werd de Heer vreselijk boos. Hij strafte hen, nog vóórdat ze het vlees doorgeslikt hadden. Hij doodde heel veel mensen [ omdat ze zo zaten te schrokken ].
34. Daarom noemden ze die plaats Kibrot-Taäva [ (= 'graven van de schrokkers') ], omdat ze daar de mensen begroeven die zo hadden zitten schrokken.
35. Van Kibrot-Taäva trok het volk naar Hazerot. Daar zetten ze hun tenten op.