12. Toen vertrokken de Israëlieten uit de Sinaï-woestijn, op de manier die God had aangegeven. De wolk bleef stilstaan in de Paran-woestijn.
13. Dat was de eerste keer dat ze op het bevel van de Heer verder trokken, onder leiding van Mozes.
14. De stammen die bij de vlag van de stam van Juda stonden, gingen voorop. Aan het hoofd van de stam van Juda stond Nahesson, de zoon van Amminadab.
15. Aan het hoofd van de stam van Issaschar stond Netaneël, de zoon van Zuar.