1. Op de 24e dag van die maand kwamen de Israëlieten bij elkaar. Ze aten niet en hadden rouwkleren aan en stof op hun hoofd.
2. De Israëlieten gingen apart staan van de mensen van andere volken. Ze gaven hardop toe wat zij en hun voorouders verkeerd hadden gedaan tegen God.
3. Toen ze op hun plaats waren gaan staan, werd er eerst drie uur lang voorgelezen uit de wet van hun Heer God. Daarna knielden ze drie uur lang neer voor hun Heer God om Hem te vertellen wat ze allemaal verkeerd gedaan hadden.