13. Nu zal Ik een eind maken aan de onderdrukking. Ik zal het juk van Assur van je nek afhalen en stukbreken. Ik zal de banden waarmee het vastzat, kapot scheuren.
14. De Heer zegt tegen [ de koning van ] Ninevé: uw familie zal niet blijven bestaan. Uw naam zal worden vergeten. Ik zal de godenbeelden in uw tempel stukslaan. Ik zal Zelf uw graf graven, want u mag niet langer blijven leven.
15. Let op, over de bergen komen boodschappers met goed nieuws naar Juda. Vier je feesten weer, Juda! Breng Mij de offers die je Mij hebt beloofd. Want voortaan zal die wrede koning niet meer in je land komen. Hij is verslagen, helemaal vernietigd.