28. Toen Jezus zijn huis was binnen gegaan, kwamen de blinden naar Hem toe. Jezus zei tegen hen: "Geloven jullie dat Ik dat kan doen?" Ze zeiden tegen Hem: "Ja, Heer."
29. Hij raakte hun ogen aan en zei: "Ik wil dat gebeurt wat jullie geloven."
30. Toen konden de mannen zien. Jezus zei heel streng tegen hen: "Vertel dit aan niemand!"
31. Maar toen ze vertrokken waren, vertelden ze in de wijde omgeving wat Hij had gedaan.
32. Daarna werd er een man bij Hem gebracht die niet kon praten. Dat kwam doordat er een duivelse geest in hem zat.
33. Nadat de duivelse geest uit de man was weggejaagd, kon de man praten. De mensen waren stomverbaasd. Ze zeiden: "Zoiets is nog nooit in Israël gebeurd!"
34. Maar de Farizeeërs zeiden: "Hij jaagt de duivelse geesten eruit met de hulp van de leider van de duivelse geesten!"