Matteüs 20:32-34 BasisBijbel (BB)

32. Jezus bleef staan. Hij riep hen en vroeg: "Wat willen jullie dat Ik voor jullie doe?"

33. Ze zeiden tegen Hem: "Heer, maak dat we kunnen zien!"

34. Jezus had medelijden met hen. Hij raakte hun ogen aan. Onmiddellijk konden ze zien en ze volgden Hem.

Matteüs 20