Matteüs 15:34-37 BasisBijbel (BB)

34. Jezus zei tegen hen: "Hoeveel brood hebben jullie?" Ze zeiden: "Zeven broden en een paar visjes."

35. Toen zei Hij tegen de grote groep mensen dat ze op de grond moesten gaan zitten.

36. Daarna nam Hij de zeven broden en de vissen, dankte God ervoor en brak ze in stukken. Hij gaf ze aan zijn leerlingen om uit te delen.

37. De mensen aten tot ze genoeg hadden. Toen haalden ze de stukken op die overgebleven waren: zeven manden vol.

Matteüs 15