5. De priester moet dit vet op het altaar verbranden. Het is een schuld-offer.
6. Alle mannen uit de priesterfamilies mogen van het vlees eten, op een heilige plaats. Het is heel erg heilig.
7. Voor de schuld-offers geldt hetzelfde als voor de vergevings-offers: het vlees van het offerdier is voor de priester die het dier voor iemand heeft geslacht en geofferd.
8. Ook de huid mag hij hebben.
9. En ook elk meel-offer dat in de oven, in een pan of op een bakplaat is gebakken, is voor de priester die het offer brengt.
10. Elk meel-offer, met of zonder olijf-olie, is voor de priesters."
11. [ De Heer zei tegen Mozes: ] "Dit zijn de wetten voor het dank-offer.
12. Als iemand aan Mij een dier wil offeren als dank-offer, dan moet hij er ongegiste koeken bij doen van deeg dat gemengd is met olijf-olie, of ongegiste dunne koeken die met olijf-olie bestreken zijn, of koeken van geroosterd fijn meel dat gemengd is met olijf-olie.
13. Bij dit offer hoort een offer van brood van gegist deeg.