11. [ De Heer zei tegen Mozes: ] "Dit zijn de wetten voor het dank-offer.
12. Als iemand aan Mij een dier wil offeren als dank-offer, dan moet hij er ongegiste koeken bij doen van deeg dat gemengd is met olijf-olie, of ongegiste dunne koeken die met olijf-olie bestreken zijn, of koeken van geroosterd fijn meel dat gemengd is met olijf-olie.
13. Bij dit offer hoort een offer van brood van gegist deeg.
14. Van elk dank-offer moet een deel aan Mij gegeven worden door het naar Mij omhoog te houden en heen en weer te bewegen. Daarna is het voor de priester die het bloed van het offerdier uitgegoten heeft.
15. Het vlees van het dier moet op dezelfde dag opgegeten worden. Er mag niets van overblijven tot de volgende ochtend."