4. Als een priester een besmettelijke huidziekte of een ziekte aan zijn geslachtsdelen heeft, mag hij niet van de offers eten, totdat hij weer rein is. Hij mag er ook niet van eten als hij iets heeft aangeraakt dat door een dode onrein geworden is, of als hij een zaadlozing heeft gehad.
5. Ook niet als hij een onrein kruipend dier heeft aangeraakt, of een onrein mens.
6. Als hij iets onreins heeft aangeraakt, blijft hij tot de avond onrein. Hij mag dan niet van de offers eten. Hij moet zich helemaal in water wassen.