7. Ze mogen niet langer offers brengen aan de geesten. Want dan zijn ze ontrouw aan Mij. Dit is een eeuwige wet voor hen en voor al hun families ná hen.
8. Je moet dus tegen hen zeggen: 'Niemand van het volk Israël of van de vreemdelingen die bij jullie wonen, mag zo maar ergens een brand-offer of een vlees-offer brengen.
9. Hij moet het bij de ingang van de tent van ontmoeting aan de Heer offeren. Als hij dat niet doet, moet hij worden gedood.' "
10. [ De Heer zei tegen Mozes: ] "Als iemand van het volk Israël of van de vreemdelingen die bij hen wonen, vlees eet waar het bloed nog in zit, zal Ik zijn vijand zijn. Hij moet gedood worden.
11. Want in het bloed zit het leven van het dier. Daarom heb Ik bepaald dat jullie met het bloed op het altaar vergeving over jullie leven kunnen krijgen. Want het bloed brengt vergeving over jullie leven.
12. Daarom heb Ik gezegd dat niemand van het volk Israël of van de vreemdelingen die bij jullie wonen, vlees mag eten waar het bloed nog in zit.
13. Als iemand van de Israëlieten of van vreemdelingen die bij jullie wonen, een wild dier of een vogel heeft gevangen die gegeten mag worden, moet hij het bloed uit het dier laten weglopen en bedekken met aarde.