15. De Heer geeft me bittere kruiden te eten en bittere gal te drinken.
16. Hij laat me mijn tanden stukbijten op kiezelstenen en drukt mijn gezicht in het stof.
17. Ik weet niet meer wat geluk is. Al het goede ben ik vergeten.
18. Ik heb geen kracht meer. Alleen de Heer kan mij nog helpen.