4. Zij verzamelden al hun legers tot één groot leger, zo ontelbaar als het zand langs de zee. Het had heel veel paarden en strijdwagens.
5. Al die koningen kwamen bij het water van de Merom bij elkaar om als één groot leger tegen Israël te strijden.
6. Toen zei de Heer tegen Jozua: "Wees niet bang voor hen. Morgen om deze tijd zal Ik hen allemaal voor jullie verslagen hebben. Maak hun paarden kreupel en verbrand hun strijdwagens."
7. Jozua viel hen met zijn leger onverwachts aan bij het water van de Merom.
8. En de Heer gaf hen in de macht van Israël. Ze versloegen hen en achtervolgden hen tot aan Groot-Sidon en Misrefot-Maïm en in oostelijke richting tot het Mizpa-dal. Ze doodden iedereen en lieten niemand van hen over.