18. Lange tijd heeft Jozua tegen al deze koningen gevochten.
19. Geen enkele stad bood de Israëlieten vrede aan, behalve de Hevieten die in Gibeon woonden. Alle steden werden met geweld veroverd.
20. Want de Heer had hen koppig gemaakt, zodat ze steeds tegen Israël streden. Gods bedoeling was dat de Israëlieten hen zonder genade zouden doden en vernietigen, zoals Hij aan Mozes bevolen had.
21. In die tijd doodde Jozua alle Enakieten in de bergen: in Hebron, Debir en Anab, in het hele berggebied van Israël. Hun steden heeft hij verwoest.