16. Zo veroverde Jozua het hele land: de bergen, het hele Zuiderland, het hele land van Gosen, het dal, de vlakte en de bergen en het dal van Israël,
17. vanaf de Kale Bergen die lopen in de richting van Seïr, tot aan Baäl-Gad in het dal van de Libanon, aan de voet van de Hermonbergen. Al hun koningen nam hij gevangen en doodde hij.
18. Lange tijd heeft Jozua tegen al deze koningen gevochten.
19. Geen enkele stad bood de Israëlieten vrede aan, behalve de Hevieten die in Gibeon woonden. Alle steden werden met geweld veroverd.
20. Want de Heer had hen koppig gemaakt, zodat ze steeds tegen Israël streden. Gods bedoeling was dat de Israëlieten hen zonder genade zouden doden en vernietigen, zoals Hij aan Mozes bevolen had.
21. In die tijd doodde Jozua alle Enakieten in de bergen: in Hebron, Debir en Anab, in het hele berggebied van Israël. Hun steden heeft hij verwoest.
22. Er bleef in het hele land van de Israëlieten geen enkele Enakiet over, behalve in Gaza, Gat en Asdod.
23. Zo veroverde Jozua het hele land. Hij deed alles zoals de Heer het Mozes bevolen had. Daarna verdeelde hij het land onder de verschillende stammen. Voortaan zou het land van hen zijn. En het land rustte uit van de strijd.