Jozua 10:21-26 BasisBijbel (BB)

21. Maar het hele leger van de Israëlieten keerde naar het tentenkamp bij Makkeda terug. Niemand van hen was gedood. Niemand had de Israëlieten ook maar íets durven doen.

22. Toen zei Jozua: "Maak de ingang van de grot open en breng de vijf koningen naar mij toe."

23. Dat deden ze. Ze haalden de vijf koningen uit de grot: de koning van Jeruzalem, de koning van Hebron, de koning van Jarmut, de koning van Lachis en de koning van Eglon.

24. Toen ze bij Jozua waren gebracht, riep Jozua alle mannen van Israël bij zich. Hij zei tegen de aanvoerders van de mannen die meegegaan waren in de strijd: "Kom hier en zet je voet op de nek van deze koningen." Ze kwamen naar voren en zetten hun voet op hun nek.

25. Toen zei Jozua tegen zijn aanvoerders: "Wees niet bang, maar wees vastberaden en vol vertrouwen. Want dit zal de Heer God met al jullie vijanden doen."

26. Toen doodde Jozua de koningen. Hij hing de lijken aan vijf palen. Daar bleven ze tot de avond hangen.

Jozua 10