Johannes 9:8-16 BasisBijbel (BB)

8. Zijn buren en de andere mensen die hem als blinde bedelaar hadden gekend, zagen hem. En ze zeiden tegen elkaar: "Is dat niet die bedelaar?"

9. Sommige mensen zeiden: "Ja, dat is hem inderdaad." Andere mensen zeiden: "Nee, hij lijkt alleen op hem." Hij zei: "Ik ben het wél."

10. Toen vroegen ze hem: "Hoe komt het dat je nu kan zien?"

11. Hij antwoordde: "De Man die ze Jezus noemen maakte een modderpapje. Dat smeerde Hij op mijn ogen. Toen zei Hij dat ik me in Siloam moest gaan wassen. Dat heb ik gedaan en toen kon ik zien."

12. Ze vroegen hem: "Waar is Hij nu?" Hij zei: "Dat weet ik niet."

13. Ze brachten hem naar de Farizeeërs.

14. Nu was het de heilige rustdag toen Jezus het modderpapje maakte en de ogen van de man genas.

15. De Farizeeërs vroegen aan de man hoe het kwam dat hij nu kon zien. Hij antwoordde: "Hij smeerde een modderpapje op mijn ogen. Ik waste dat er af en toen kon ik zien."

16. Een paar van hen zeiden toen: "Die Man is echt niet door God gestuurd, want Hij houdt Zich niet aan de heilige rustdag." Anderen zeiden: "Maar hoe kan een slecht mens zulke wonderen doen?" En ze werden het niet met elkaar eens.

Johannes 9