4. Het komt aanrennen als een leger van ruiters te paard.
5. Het zal naderen over de toppen van de bergen met een geluid als van een menigte strijdwagens, een geluid als het geknetter van een groot vuur. Het is een machtig leger, klaar voor de strijd.
6. Alle volken zullen er doodsbang voor zijn. Iedereen verbleekt van angst.
7. Ze zullen als helden komen aanrennen. Als krijgers zullen ze de muren beklimmen. Ze gaan recht voor zich uit.
8. Ze lopen elkaar niet in de weg en verdringen elkaar niet. Van wapens trekken ze zich niets aan. Ze gaan recht op hun doel af.
9. Ze stormen op de stad af, lopen tegen de muur op, klimmen de huizen in. Ze komen door de ramen naar binnen, zoals dieven.
10. Iedereen is doodsbang voor ze. [ Zelfs ] de hemel beeft. De zon en de maan worden verduisterd. De sterren geven geen licht meer.