13. Juich, hemel! Roep het uit, aarde! Jubel, bergen! Want de Heer heeft zijn volk getroost. Hij zal de mensen uit hun ellende redden."
14. [ De Heer zegt: ] "Maar Jeruzalem zegt: 'De Heer heeft mij in de steek gelaten. Hij is mij vergeten.'
15. Maar kan een vrouw haar baby vergeten? Zou ze niet meer voor haar eigen kind zorgen? Maar zelfs als zíj haar kind zou kunnen vergeten, Ík zal jou nooit vergeten, Jeruzalem!
16. Kijk, Ik heb je naam in mijn handen geschreven. Ik let aldoor op je veiligheid.
17. Je bewoners zullen weer naar je terugkomen. Je vijanden en verwoesters zullen uit je wegvluchten.
18. Kijk maar rond: je bewoners verzamelen zich en komen allemaal naar je terug. Ik zweer bij Mijzelf, zegt de Heer: Je zal weer zo mooi worden als een bruid met al haar sieraden om. Je bewoners zullen je sieraden zijn.
19. Nu zijn er nog puinhopen. De steden zijn verwoest en de velden zijn vernield. Maar je veroveraars zullen wegvluchten. Je land zal amper groot genoeg zijn voor al je bewoners.
20. En je bewoners die als gevangenen uit je weggehaald waren, zullen tegen je zeggen: 'Het is hier te klein. Geef ons meer ruimte, zodat we kunnen wonen.'