28. Maar Ik ken u door en door. Ik ken al uw plannen en weet wat u gaat doen. Ik weet hoe u tegen Mij tekeer bent gegaan.
29. Ik heb al uw overmoedige woorden gehoord. Daarom zal Ik een haak in uw neus slaan en mijn teugels om uw hoofd leggen. Daarmee zal Ik u omdraaien en u terugbrengen naar waar u vandaan bent gekomen."
30. Jesaja zei tegen koning Hizkia: "Dit is voor u het teken dat dit inderdaad zal gebeuren: Dit jaar en ook het volgende jaar zal het volk eten wat vanzelf opkomt. Maar in het derde jaar zullen ze weer zaaien, oogsten, wijngaarden planten en druiven plukken.
31. Want het overblijfsel van Juda zal opnieuw een groot volk worden. Net als een stekje dat wortels krijgt en uitgroeit tot een grote boom vol vruchten.
32. Want er zal een overblijfsel uit Jeruzalem komen. Daar zal de Heer voor zorgen.