2. De steden van Aroër zullen leeg en verlaten zijn. Er zullen alleen kudden vee grazen, die door niemand worden weggejaagd.
3. Aram zal geen macht meer hebben over het koninkrijk Israël. Damaskus zal geen koning meer hebben. Van Aram zal net zo weinig overblijven als van het volk Israël, zegt de Heer van de hemelse legers.
4. In die tijd zal het volk Israël machteloos worden. Alle rijkdom zal verdwijnen. Het land zal lijken op een man die zó mager is dat je al zijn ribben kan tellen.
5. God maakt het land leeg zoals een boer in het Refaïm-dal zijn akker maait. Met één hand pakt hij de halmen bij elkaar, en met de andere snijdt hij ze af.
6. Maar er zal een klein overblijfsel van het volk overblijven. Net zoals er na het oogsten van de olijven toch nog een paar olijven in de boom blijven hangen: twee of drie in de top, vier of vijf aan de andere takken, zegt de Heer, de God van Israël.
7. In die tijd zullen de mensen weer gaan verlangen naar hun Maker. Ze zullen de Heilige God van Israël om hulp gaan vragen.