12. Ik hoor een gedreun als het bulderen van de zee. Het is het geluid van de volken die tekeer gaan. Maar het zal slecht met hen aflopen.
13. De volken gaan tekeer als de zee. Maar de Heer zal de vijand bedreigen en hij zal wegvluchten. Hij zal weggeblazen worden als stof in de bergwind, als distelpluis in de storm.
14. 's Avonds is iedereen nog doodsbang voor hem, maar nog vóór de ochtend begint, is hij verdwenen. Dat is wat er zal gebeuren met de volken die ons beroven. Dat is het lot van de volken die ons plunderen.