13. Hij stak de tempel van de Heer en het koninklijk paleis in brand en ook alle huizen van de belangrijke mensen van Jeruzalem.
14. En hij liet zijn leger de muren van Jeruzalem afbreken.
15. De arme mensen die eerst nog in de stad en in het land waren achtergelaten, én iedereen die naar de koning van Babel was overgelopen, nam Nebuzaradan gevangen mee naar Babel.
16. Hij liet alleen een klein aantal van de allerarmste mensen in het land achter. Zij moesten voor de akkers en wijngaarden zorgen.
17. Verder braken de Babyloniërs in de tempel van de Heer de koperen pilaren, de grote koperen waskom en de onderstellen daarvan in stukken. En ze namen al dat koper mee naar Babel.
18. Ook de koperen potten, scheppen, vorken, offerschalen en wierookschalen, dus al het koperen gereedschap dat bij de offers gebruikt werd, namen ze mee.