34. [ De bewoners van Jeruzalem zeggen: ] 'Koning Nebukadnezar van Babel heeft onze stad verwoest en helemaal leeggeroofd. Als een jakhals verslond hij Jeruzalem. Hij at zich vol aan haar en spuugde alleen de botten uit. Er bleef niets van ons over.
35. Laat Babel nu maar gestraft worden voor wat het Jeruzalem heeft aangedaan. Laten de bewoners van Babel maar gestraft worden voor al het bloed dat ze in Jeruzalem hebben vergoten.'
36. Nu zegt de Heer: Ik zal voor jullie opkomen en hen straffen. Ik zal Babels water en bronnen laten opdrogen.
37. Babel zal één grote puinhoop worden waar jakhalzen wonen. Iedereen die het zien zal, zal geschokt zijn over wat er is gebeurd. Iedereen die het ziet, zal geschokt tussen zijn tanden fluiten. Er zal niemand meer wonen.