1. [ Hij: ] "Ik ben al bij je, mijn meisje, mijn bruid,ik ben al in mijn tuin gekomen.Ik heb mirre geplukt en balsem.Ik heb je honing gegeten.Ik heb je wijn en melk gedronken.Kom vrienden, laten we samen feestvierenen samen dronken worden."
2. [ Zij: ] "Ik sliep, maar mijn hart was wakker.Ik droomde dat mijn liefste aanklopte.Ik hoorde hem zeggen: 'Doe open, mijn meisje, mijn liefste,mijn duifje, mijn schoonheid!Mijn hoofd is nat van de dauw.Mijn haar is nat van de waterdruppels.'