9. Jullie voorouders daagden Mij daar uit. Ze zagen 40 jaar lang wat Ik allemaal voor wonderen voor hen deed. Maar steeds stelden ze mijn geduld op de proef.
10. Daarom was Ik boos op hen. En Ik heb tegen hen gezegd: 'Ze lopen aldoor bij Mij weg. Ze willen nooit doen wat Ik zeg, ook al hebben ze alles gezien wat Ik voor hen heb gedaan.'
11. Daarom heb Ik in mijn boosheid gezworen: 'Zij zullen nooit de rust binnengaan [ die Ik hun had willen geven ].' "