27. Filippus ging erheen. Op een gegeven moment kwam daar een Ethiopiër aan. Hij was een belangrijke dienaar van de Ethiopische koningin Candacé: hij was haar opperschatbewaarder. Hij was naar Jeruzalem geweest om God te aanbidden.
28. Nu was hij op de terugweg. In zijn wagen las hij [ hardop ] uit het boek van de profeet Jesaja.
29. De Heilige Geest zei tegen Filippus: "Ga naast de wagen lopen."